Interview door Fokus Online

Axl Peleman: ‘Ik was de dikke nek van ’t stad’

De hele wereld heeft hij rondgetoerd met verschillende rockgroepen, maar sinds enkele jaren zingt hij alleen nog maar in zijn moedertaal: het Antwerps. Met zijn volksliekes veroverde Axl Peleman de harten van menig Antwerpenaar. Maar zijn liefde voor zijn eigen stad is minstens zo groot. Ghebt nen beigen Turk en ne rooien Peruviaan. Kastanjebruin maskes […]

De hele wereld heeft hij rondgetoerd met verschillende rockgroepen, maar sinds enkele jaren zingt hij alleen nog maar in zijn moedertaal: het Antwerps. Met zijn volksliekes veroverde Axl Peleman de harten van menig Antwerpenaar. Maar zijn liefde voor zijn eigen stad is minstens zo groot.

Ghebt nen beigen Turk en ne rooien Peruviaan. Kastanjebruin maskes met hun sjallekes aan. Het Kiel trekt op een kleurdoos. De wereld in een volkswijk. Het Kiel trekt op een kleurdoos. Hier voele k’ ik mij rijk. Voor de microfoon staat Axl Peleman (44). Woonachtig in Hoboken, maar geboren en getogen in de Antwerpse wijk – ra ra ra – Kiel. Als hij op het podium volksliekes zingt, krijgt hij elke Antwerpenaar mee. Of zoals hij het zelf zegt: “De jongeren vinden m’n liedjes tof. Maar de ouderen zien mij niet staan. Zij herbeleven momenten uit hun jeugd.”

Je betekent veel voor de Antwerpenaar, maar betekent de stad ook veel voor jou?

“Gigantisch veel. Het is mijn thuis, mijn stad, mijn rustpunt. Antwerpen heeft trouwens een specifieke geur. Of beter gezegd: voor mij ruikt Antwerpen neutraal. Hoe meer ik naar Afrika of Azië trek, des te zoeter, zuurder of notiger alles ruikt. Hetzelfde met kleuren. Als ik naar het Zuiden ga, ziet alles er feller uit. In het Noorden fletser. Heel gek, maar in Antwerpen is heel mijn lijf dus at ease.”

Ik vergelijk ’t stad met mijn vrouw: het is niet de mooiste of meest interessante ter wereld, maar ’t is wel mijn stad

Ben jij zo iemand die alles wat buiten Antwerpen ligt, de parking noemt?

“Nee! Ik krijg het schijt van mensen die dat zeggen. Mijn grootvader zei ook altijd dat er op Linkeroever alleen maar boeren wonen. Dat is uiteraard niet meer van toepassing. Ik heb al veel van de wereld gezien en ben verliefd op andere steden, zoals Gent. Maar dat is mijn stad niet. Ik vergelijk ’t stad soms met mijn vrouw. Ik vind haar de beste vrouw ter wereld. Maar is zij de mooiste van de wereld? Ik vind haar heel knap, maar het zou maar straf zijn moest ik – een kletskop met een grijze baard – de schoonste vrouw ter wereld hebben. Nee dus. Is zij de slimste? Ook niet. Net zoals Antwerpen: het is niet de mooiste of meest interessante stad ter wereld. Maar wel die van mij.”

Als kind moest je verhuizen naar Pulderbos. Toch kwam jij altijd terug naar ’t Kiel. Erg honkvast is dat.

“Tja, in de jaren 70 en 80 naar den buiten verhuizen als Antwerpenaar, dat was bijna een schandaal. Ik sprak toen al met een accent en was de dikke nek van ’t stad. Ik mocht niet met de kinderen uit onze straat spelen. Dus ging ik elke woensdagmiddag en in het weekend naar mijn vriendjes op ’t Kiel.Dat thuisgevoel ligt in kleine dingen, hoor. Mijn grootvader zei altijd: ‘Je wordt geboren als een rat, je sterft als een rat en in de tussentijd gedraag je je als een rat’ (bewoners van ’t Kiel worden ‘ratten’ genoemd, red.). Als ze dat duizend keer tegen je zeggen, dan geloof je dat. Ik woon nu met mijn vrouw en zoon in Hoboken, maar repeteren doe ik op mijn eigen appartement op ’t Kiel. De hele familie Peleman is daar vanaf 1792 geboren. Mijn zoon is de eerste in de reeks uit Hoboken. Hij breekt de traditie. Of dat raar voelt? Nee, speciaal. Hij is speciaal.”

De hele familie Peleman is vanaf 1792 op ’t Kiel geboren. Mijn zoon is de eerste uit Hoboken. Hij breekt de traditie

In het volksliedje ’t Kiel is een kleurdoos zing je over het multiculturele aspect van Antwerpen. Een pluspunt?

“Heel positief vind ik het dat er hier zo veel nationaliteiten zijn en verschillende culturen. Antwerpen is groot kunnen worden omdat ze die heeft toegelaten. Als we in de Middeleeuwen nee hadden gezegd tegen buitenlanders, had ’t stad nooit zo’n bloeiende haven gehad. Dankzij die rijkdom leven we nu in een wereldstad. Alleen zijn er nu veel Antwerpenaren die verkondigen dat Antwerpen een wereldstad is en het Antwerps een wereldtaal ‘maar alle makakken buiten’. Dan denk ik: hoe dom kun je zijn? De verscheidenheid aan culturen en talen is net de rijkdom. Toen ik klein was, had ik veel Turken en Marokkanen als vriendjes. En nu nog altijd. Mijn beste maat is een Congolees en den Hassan woont vlakbij. Ik had ook een liefke, Samira, een Marokkaanse.”

Maar intussen is er veel veranderd op dat gebied.

“Inderdaad. Vroeger mocht ik bij Samira gaan spelen op haar kamer en als ik verjaarde, kwamen mijn Marokkaanse maatjes pannenkoeken eten. En ik vierde bij hen het Suikerfeest. Om de een of andere reden gebeurt dat nu niet meer. Onlangs las ik nog in de gazet dat de multiculturaliteit heeft gefaald. ‘Alé’, zeg ik tegen mijn maten in het theehuis, ‘we hebben gefaald’. Wat voor een bullshit is dat. We leven hier, zijn gelukkig, gaan samen onze kinderen van ’t school halen en we doen boodschappen in de Delhaize, de Jamil of de Pitstop in de Abdijstraat. Waar hebben wij gefaald? Het marcheert hier gelijk zot. Maar sommigen vinden dat de multiculturaliteit moet falen, omdat ze één of andere ideologie in hun hoofd hebben gestoken.”

De kans dat je hier iemand met een tulband en een zwaard tegenkomt die je hoofd wilt afsnijden, is bijzonder klein hoor

Voor jou hoeven die para’s dus niet in de Antwerpse straten?

“Nee, ik heb geen angst om hier te wonen. Pas op, er zijn wel rotte appels. Als je op het Kiel honderd klootzakken zet en je laat die hoog van de toren blazen, dan is het Kiel verziekt. Maar dat ten opzichte van de 19.000 anderen die er wonen. Dat vergeten vele mensen. En is er een terroristische dreiging? Ja, maar die is er altijd geweest. In de jaren 80 was er de CCC die ook bommen legde in onze stad. Het enige probleem, vind ik, is dat ze de dreiging nu een beetje cultiveren. De kans dat je hier gaat winkelen en je iemand met een tulband en een zwaard tegenkomt die je hoofd wilt afsnijden, is bijzonder klein hoor.”

Vroeger was je een rockster die over de hele wereld speelde. Maar toen koos je plots om in Antwerpen te blijven. Waarom?

“Ik was het Engels beu, omdat alles wat ik wilde overbrengen met mijn liedjes door een vertaalmolen moest, en dus niet meer in zijn pure vorm bij de mensen kwam. Dus wilde ik het in het Nederlands proberen. Het enige probleem is dat ik geen Nederlands kan. Ik spreek bijna beter Arabisch (lacht). Toen zei mijn vrouw: ‘Zing dan in het Antwerps’. En dat heb ik gedaan. Die platen zijn de best verkochte uit heel mijn carrière.”

Heb je zelf een favoriet volksliedje?

“Eigenlijk wel: Mistinguet. De herinnering eraan is mooi. De eerste liedjes kreeg ik van Godelieve Muys uit Borgerhout. Ze nodigde me uit bij haar thuis en zei dat ik op de piano do-fa-sol moest spelen. Plots begon ze te zingen en te dansen met haar krukken. Mistinguet, dat zong haar grootmoeder altijd voor haar. Toen ik daar aan die oude piano zat en een vrouw met polio zag dansen, dacht ik: ‘Ja, ik heb zin in die volksliekes’.”

Als Axl Peleman geen muzikant was geworden, dan was hij…

“… automecanicien, want ik ben verliefd op oude (sport)wagens. Ik heb zelf een verzameling van vijf oldtimers die ik opknap in mijn eigen magazijn. Een heerlijke hobby.”

30.03.2015
door Fokus Online
Vorig artikel
Volgend artikel